lichtpijl

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • licht·pijl
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lichtpijl lichtpijlen
verkleinwoord lichtpijltje lichtpijltjes

Zelfstandig naamwoord

de lichtpijlm

  1. lichtgevende vuurpijl
     Op het einde deed Macca een Rammsteintje, met laaiend vuurwerk en lichtpijlen en donderende videobeelden – het leek allemaal te verwijzen naar de chaostheorie, de eeuwige dreiging van vernietiging door oorlog – en dat deed het publiek, dat het concert grotendeels luisterend en een beetje zingend, dan toch rechtveren, klaar om twee bisrondes Beatles-adoratie te vieren.[2]
     De brandende lampion die de kinderen, op de avond van Sint Maarten, zingend langs de huizen dragen, de kerstboom, de suizende lichtpijlen als het nieuwe jaar begint en de hoge sprong over het vuur op het zomerfeest van Sint Jan.[3]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Peter Vantyghem
    “McCartney geeft enthousiast Sportpaleis veel hits” (29/03/2012), De Standaard
  3. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1981), Lemniscaat op Wikipedia, p. 7