libertijn
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- li·ber·tijn
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrijdenker’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | libertijn | libertijnen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (filosofie) iemand met een levensfilosofie die absolute individuele vrijheid voorstaat
- Een libertijn kent geen enkele beperking in zijn vrijheid en mag dus het eigendom van anderen schenden om eigen behoeften te bevredigen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord libertijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "libertijn" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "libertijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ libertijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be