libertijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·ber·tijn
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrijdenker’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord libertijn libertijnen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de libertijnm [3]

  1. (filosofie) iemand met een levensfilosofie die absolute individuele vrijheid voorstaat
    • Een libertijn kent geen enkele beperking in zijn vrijheid en mag dus het eigendom van anderen schenden om eigen behoeften te bevredigen 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen