liška
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nedersorbisch
Zelfstandig naamwoord
liška v
- (roofdieren) vos; bepaald zoogdier met bruinrode kleur en dikbehaarde staart
Oppersorbisch
Zelfstandig naamwoord
liška v
- (roofdieren) vos; bepaald zoogdier met bruinrode kleur en dikbehaarde staart
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /lɪʃka/
Woordafbreking
- li·š·ka
Zelfstandig naamwoord
liška v
- (roofdieren) vos; bepaald zoogdier met bruinrode kleur en dikbehaarde staart
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | liška | lišky |
genitief | lišky | lišek |
datief | lišce | liškám |
accusatief | lišku | lišky |
vocatief | liško | lišky |
locatief | lišce | liškách |
instrumentalis | liškou | liškami |
Afgeleide begrippen
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nedersorbisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersorbisch
- Roofdieren in het Nedersorbisch
- Zoogdieren in het Nedersorbisch
- Woorden in het Oppersorbisch
- Zelfstandig naamwoord in het Oppersorbisch
- Roofdieren in het Oppersorbisch
- Zoogdieren in het Oppersorbisch
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Roofdieren in het Tsjechisch
- Zoogdieren in het Tsjechisch
- Vrouwelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch