levulose
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- le·vu·lo·se
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans levulose, benaming rond 1860 gegeven door de Franse scheikundige M. Berthelot , gevormd uit Latijn laevus "links" met het achtervoegsel -ulus en met het achtervoegsel -ose [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | levulose | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (scheikunde) linksdraaiend D-fructose
- ▸ Een isomeer der glucose is de levulose; (…) \[3]
Schrijfwijzen
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'levulose' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "levulose" herkend door:
12 % | van de Nederlanders; |
24 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ A. GélisUntersuchungen über den Zucker, Emil Maximilian Dingler, Augsburg, in: Polytechnisches Journal, jrg. 1861 deel 162 nr. 22, p. 71 n. 17
- ↑ levulose op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron A.P. Franchimont“Leiddraad bij de studie van de koolstof en hare verbindingen” (1878), E.J. Brill, Leiden, p. 213
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ulus in het Latijn
- Achtervoegsel -ose in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Scheikunde in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 12 %
- Prevalentie Vlaanderen 24 %