levenspartner
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- le·vens·part·ner
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van leven en partner met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | levenspartner | levenspartners |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de levenspartner m
- persoon met wie men het leven deelt
Gangbaarheid
- Het woord levenspartner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "levenspartner" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be