levensmiddelenindustrie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·mid·de·len·in·dus·trie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensmiddelenindustrie levensmiddelenindustrieën
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de levensmiddelenindustriev

  1. bedrijven die op industriële schaal voedingsmiddelen produceren
     Ondernemers zijn boos op de Consumentenbond. Natuurlijk is het geweldig als je product als beste wordt getest in hun gids. Maar tegenwoordig moet je flink betalen om het keurmerk van de bond te mogen gebruiken. En daar balen bedrijven flink van. De levensmiddelenindustrie heeft vandaag een brief naar de Consumentenbond gestuurd.[1]
     De Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) sluit zich aan bij de COV. Voor fraude met voedsel bestaat geen enkel excuus en bedrijven die frauderen mogen geen deel meer uitmaken van de voedselketen, vindt de koepelorganisatie van bedrijven in de levensmiddelenindustrie. De FNLI benadrukt dat het daarom belangrijk is dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de namen van notoire overtreders openbaar maakt.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Ondernemers boos op de Consumentenbond” (Woensdag 10 september 2014, 10:27), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Vleessector wil schoon schip” (Woensdag 26 maart 2014, 12:32), NOS