levenskwaliteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·kwa·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levenskwaliteit levenskwaliteiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de levenskwaliteitv

  1. de mate waarin iemand tevreden is met zijn leven
    • Goodall zit in een rolstoel. Hij is niet ziek maar hij wil niet langer doorgaan omdat hij vindt dat zijn levenskwaliteit is afgetakeld. Zijn zaak boeit de halve wereld. [1] 
    • Volgens het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) is er onvoldoende wetenschappelijk bewijs dat cannabis werkt als pijnstiller. 'Schrijf maar niet meer voor', adviseert het NHG. Het nieuwe advies van de NHG geldt voor medicinale wiet als middel voor pijnvermindering of verbetering van levenskwaliteit. Het is onduidelijk of wiet in die gevallen helpt, terwijl de bijverschijnselen zoals hoofdpijn er wél zijn. Het cannabisgebruik kan soms zelfs leiden tot een hartinfarct. En niet iedereen wordt high, gevoelens van paniek en angst komen ook voor. [2] 
    • De spanningen in met name het voormalige Oost-Duitsland zijn gestaag opgelopen sinds bondskanselier Merkel in 2015 de deur openzette voor een miljoen asielzoekers. Volgens extreemrechts gaat dat ten koste van de levenskwaliteit en de veiligheid van Duitsers in het armlastige deel van de Bondsrepubliek. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen