leunstoel

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- leun·stoel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van leun ww en stoel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leunstoel | leunstoelen |
verkleinwoord | leunstoeltje | leunstoeltjes |
Zelfstandig naamwoord
leunstoel m
- een stoel met leuningen om lekker in te zitten
- Opa zat graag in zijn leunstoel.
Hyperoniemen
Vertalingen
1. een stoel met leuningen om lekker in te zitten
Gangbaarheid
- Het woord leunstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "leunstoel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be