lessenrooster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- les·sen·roos·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lessenrooster | lessenroosters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het lessenrooster o
- tijdschema waarin staat waar, wanneer de door wie welke lessen gegeven worden
- Tijdens haar eerste dag van het academiejaar aan de Vrije Universiteit Brussel moest Amber deelnemen aan de zogenaamde ‘Miss Marleentje’-verkiezing. Die activiteit staat gepland als verplichte les in het lessenrooster van het eerste bachelorjaar Kinesitherapie en Lichamelijke Opvoeding. Daardoor moeten alle studenten deelnemen, dus ook diegenen die niet kiezen voor een studentenkring of een doop.[1]
- Wat als de klas van de toekomst geen banken of schoolbord heeft? Wat als je een deel van je vakken van thuis uit zou kunnen leren of zelf een deel van je lessenrooster zou kunnen samenstellen?[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord lessenrooster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lessenrooster" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ de Standaard 09/12/2016 om 07:50 door nadb Lapdances en pretsletten: VUB-studentes getuigen over seksisme in studentenkringen
- ↑ de Standaard 13/04/2016 om 20:05 door rdc ‘Maak van het onderwijs een game’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be