lesplaats

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • les·plaats
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lesplaats lesplaatsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lesplaatsv / m

  1. (onderwijs) locatie waar leerlingen onderwijs kunnen ontvangen
    • Het ministerie van Onderwijs heeft terecht geweigerd het onderwijs te bekostigen voor 31 leerlingen op de christelijke Rotterdamse Scholengemeenschap, die les krijgen op de zogeheten islamitische lesplaats De Eenheid. Dat heeft de Raad van State definitief bepaald. Volgens de hoogste bestuursrechtbank, die dit donderdag beken [1] 
    • Onderwijs bieden blijft de hoofddoelstelling en de belangrijkste activiteit. Westerlaken: „Maar door de Wet passend onderwijs wordt onze taak in het samenwerkingsverband Berséba breder. We gaan de dienstverlening aan het reguliere basisonderwijs intensiveren en gezamenlijk met deze scholen meer leerlingen een verantwoorde lesplaats geven op de basisschool.” [2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 05-01-2007 [https://www.rd.nl/vandaag/binnenland/ministerie-weigert-terecht-steun-lesplek-voor-moslims-1.1273462 „Ministerie weigert terecht steun lesplek voor moslims”]
  2. Reformatorisch Dagblad 19-06-2015 Naam Detmarschool verdwijnt
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be