lesgever
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- les·ge·ver
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van les zn en gever zn
- Naamwoord van handeling van lesgeven met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lesgever | lesgevers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) iemand die les geeft
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord lesgever staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lesgever" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 31/03/2018 om 07:50 door Jens Vancaeneghem Zwanger voor de klas? Te risicovol voor baby
- ↑ de Standaard 23/10/2017 om 17:27 door km, dds Met deze activiteiten kunt u tot 500 euro per maand onbelast bijverdienen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 92 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %