lenst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lenst

Werkwoord

vervoeging van
lensen

lenst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lensen
    • Jij lenst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lensen
    • Hij lenst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van lensen
    • Lenst! 

Werkwoord

vervoeging van
lenzen

lenst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lenzen
    • Jij lenst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lenzen
    • Hij lenst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van lenzen
    • Lenst! 

Bijvoeglijk naamwoord

lenst

  1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van lens