lening
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- le·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lening | leningen |
verkleinwoord | leninkje | leninkjes |
Zelfstandig naamwoord
lening v
- (economie) het lenen van geld
- Hij heeft een lening afgesloten bij de bank.
- een bedrag dat geleend wordt
- De lening bedraagt tienduizend euro.
- ▸ In 2009 steunt hij de club opnieuw met een lening, op voorwaarde dat hij de overige aandelen ook in handen krijgt als de club niet aan zijn betalingsplicht voldoet. Dat blijkt in 2010 aan de orde, waardoor Schouten voor 99 procent eigenaar wordt van Vitesse.[1]
Synoniemen
- [2] krediet
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord lening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "lening" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron “'Bemoeial' Oyf volgt Tsjigirinski op als eigenaar van Vitesse” (25-05-2018), NOS
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ing in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %