lemma

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lem·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘trefwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lemma lemma's
lemmata
verkleinwoord lemmaatje lemmaatjes

Zelfstandig naamwoord

het lemmao

  1. het eerste woord van een artikel in een woordenboek of encyclopedie
  2. een woordenboekartikel
  3. (wiskunde) een hulpstelling waarvan de juistheid in afwachting van nader bewijs wordt aangenomen
    • we maken bij dit bewijs gebruik van het lemma van Farkas sprak professor Timman 
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
lemma lemmas, lemmata

Zelfstandig naamwoord

lemma

  1. lemma