legt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • legt

Werkwoord

vervoeging van
leggen

legt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leggen
    • Jij legt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leggen
    • Hij legt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van leggen
    • Legt!