legsel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- leg·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van leggen met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | legsel | legsels |
verkleinwoord | legseltje | legseltjes |
Zelfstandig naamwoord
legsel o
- (dierkunde) de eieren die gezamenlijk afgezet, bebroed of verzorgd worden
- Hun legsel bestaat gewoonlijk uit vier, soms vijf eieren.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord legsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "legsel" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | legsel | legsels |
Zelfstandig naamwoord
legsel
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -sel in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Dierkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 84 %
- Prevalentie Vlaanderen 76 %
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans