legras

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leg·ras
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord legras legrassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het legraso

  1. (veeteelt) kippensoort die men houdt voor het produceren van eieren
     Als Verbeek (62) binnenstapt in een van zijn hokken met daarin 4800 silvernecks -een wit legras met hier en daar een bruin veertje-, klopt hij eerst stevig op de deur. Dan blijven de dames rustig wanneer die open zwaait. Het bezoek draagt speciale laarzen, om besmetting met wat-dan-ook tegen te gaan. Bij wat -dan-ook denkt elke pluimveehouder eigenlijk maar aan één ding: vogelgriep.[1]
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

20 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Niek Sterk
    “Ophokbesluit is „goed maar onvoldoende”” (23-08-2005), Reformatorisch Dagblad
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be