legerbericht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·ger·be·richt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord legerbericht legerberichten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

legerbericht o [1]

  1. (militair) een mededeling verstuurd door een leger
     Dit wordt me het legerbericht wel, zei Zjerkov, voor je het weet bevorderen ze me tot tweede luitenant.[2]
     Den Haan leidt al jaren schoolklassen rond op de orgelzolder. Dit jaar is de belangstelling hiervoor groter dan andere jaren. De bevlogen vrijwilliger toont de spullen die in april werden aangetroffen op een deel van de zolder dat bijna zeventig jaar afgesloten was: twee stropdassen, een leeg zalmblikje met Engelse tekst, een deksel van een pan, een gedeelte van een matsedoos, een wikkel van een Peijnenburgontbijtkoek, een stuk papier met daarop de naam van een kapsalon in Den Haag en twee krantenknipsels. Die laatste vindt hij het meest interessant. Het gaat namelijk om een Duits legerbericht dat de geallieerden geland zijn „in den teen van Italië.” „Dat was medio 1943, in de tijd dat de onderduikers er net zaten.”[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 22 januari 2022 Weblink bron
    Jan van Reenen
    “Breepleinkerk Rotterdam toont schuilplaats onderduikers alsof ze net vertrokken” (31 mei 2013), Reformatorisch Dagblad