legde terug

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leg·de te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugleggen

legde terug

  1. enkelvoud verleden tijd van terugleggen
    • Ik legde terug. 
    • Jij legde terug. 
    • Hij, zij, het legde terug. 


Gangbaarheid