leergezag
Uiterlijk
- leer·ge·zag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leergezag | |
verkleinwoord |
het leergezag o
- het recht hebben om te bepalen wat wel of niet tot de leer van de kerk behoort en die leer te verkondigen
- ▸ Het aanscherpen van die verschillen met de Reformatie wordt echter ongeloofwaardig als Rome zich niet tegelijkertijd inzet voor het opruimen van de grootste oecumenische blokkade. En dat is nog altijd de absolute macht en het leergezag van de paus zelf.[2]
- ▸ Voorwaarde voor terugkeer binnen de kerk is dat de leden van de Pius X- priesterbroederschap de besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie en het leergezag van de paus volledig aanvaarden en erkennen.[3]
- Het woord leergezag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leergezag" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Erik Hogeboom“Oecumene” (11-07-2007), Tubantia
- ↑ Weblink bron dsl“Pius X-broederschap niet bereid tot compromis met Rome” (15/07/2009), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be