leergezag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leer·ge·zag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leergezag
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het leergezago

  1. het recht hebben om te bepalen wat wel of niet tot de leer van de kerk behoort en die leer te verkondigen
     Het aanscherpen van die verschillen met de Reformatie wordt echter ongeloofwaardig als Rome zich niet tegelijkertijd inzet voor het opruimen van de grootste oecumenische blokkade. En dat is nog altijd de absolute macht en het leergezag van de paus zelf.[2]
     Voorwaarde voor terugkeer binnen de kerk is dat de leden van de Pius X- priesterbroederschap de besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie en het leergezag van de paus volledig aanvaarden en erkennen.[3]

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Erik Hogeboom
    “Oecumene” (11-07-2007), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    dsl
    “Pius X-broederschap niet bereid tot compromis met Rome” (15/07/2009), De Standaard
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be