leer aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leer aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanleren

leer aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanleren
    • Ik leer aan. 
  2. gebiedende wijs van aanleren
    • Leer aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanleren
    • Leer je aan? 


Gangbaarheid