leenwoord
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- leen·woord
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘woord aan een andere taal ontleend’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
- samenstelling van leen ww en woord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leenwoord | leenwoorden |
verkleinwoord | leenwoordje | leenwoordjes |
Zelfstandig naamwoord
leenwoord o
- (taalkunde) een woord dat door een taal aan een andere taal ontleend is
- Het zelfstandige naamwoord 'download' is een leenwoord uit het Engels.
Vertalingen
1. een woord dat door een taal aan een andere taal ontleend is
Gangbaarheid
- Het woord leenwoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "leenwoord" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %