leende uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leen·de uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitlenen

leende uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitlenen
    • Ik leende uit. 
    • Jij leende uit. 
    • Hij, zij, het leende uit. 


Gangbaarheid