leefbaar

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leef·baar
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van de werkwoordstam van leven met het achtervoegsel -baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen leefbaar leefbaarder leefbaarst
verbogen leefbare leefbaardere leefbaarste
partitief leefbaars leefbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

leefbaar

  1. geschikt om in te leven
    • Amsterdam op nummer elf als "meest leefbare stad" ter wereld [1] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. www.nu.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be