Naar inhoud springen

lebben

Uit WikiWoordenboek
  • leb·ben
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lebben
lebde
gelebd
zwak -d volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

lebben

  1. inergatief (pejoratief) (verouderd) op een onzorgvuldige of gretige manier drinken
     Zoudt gij dispositie hebben,
    Om een weinigje te lebben
    Uit een flesch, vol keur van wijn,
    Die tot uwen dienst zal zijn; (…)
    [2]

de lebbenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord leb
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord lebbe
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 juni 2020 Weblink bron
    Abraham Nicolaas Pellecom geciteerd door Gerrit van Rijn
    “Nicolaas Beets. Deel 1.” (1910), J.M. Bredée, Rotterdam, p. 444