laving

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·ving
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laving lavingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lavingv

  1. drinken voor iemand die dorst heeft
  2. (figuurlijk) bemoedigende woorden voor iemand die bedroefd of angstig is
     Ik bid slechts om barmhartigheid en ik verlang enige tijding te horen van genade, tot laving van mijn ziel. O, genade! Is het mogelijk voor deze, mijn verslagen ziel?[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Afbeelding” (23-03-2010), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be