landraad

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • land·raad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landraad landraden
verkleinwoord landraadje landraadjes

Zelfstandig naamwoord

de landraadm

  1. orgaan dat een heerser advies geeft over het bestuur van een bepaald gebied (met name in de Duitse regio)
    • De bisschoppen van Lübeck en Sleeswijk benoemden elk vijf leden van de landraad van Sleeswijk Holstein. 
  2. volksvertegenwoordiging van een bepaald gebied
    • De bewoners van het kanton kiezen de landraad. 
  3. rechtsprekend orgaan in Nederlands-Indië
    • Soekarno stond terecht voor de landraad te Bandoeng. 
  4. voorzitter of lid van een landraad
    • Hij werd op jeugdige leeftijd al tot landraad benoemd. 
  5. bestuurder van een bepaald gebied
    • Wiswe werd in 1999 tot landraad van de kreis Celle gekozen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie