landjuweel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • land·ju·weel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landjuweel landjuwelen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het landjuweelo [3]

  1. groot feest van de rederijkers waar de kamers van een land voor werden uitgenodigd waarvan de laatste in 1562 plaatsvond
  2. (België) jaarlijkse toneelwedstrijd voor amateurgezelschappen
  3. de eerste prijs bij een landjuweel

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen