landarbeider
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
- land·ar·bei·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van land zn en arbeider zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | landarbeider | landarbeiders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) een (ongeschoolde) boerenknecht
- De bus kantelde op de rechterkant. De inzittenden waren vrijwel allemaal Roemeense vrouwen die als landarbeiders werkten bij het binnenhalen van de oogst.[2]
- Op de boerderij Lesbury werd Smart donderdag met open armen ontvangen door zijn voormalige landarbeiders, maar ook door oorlogsveteranen en lokale politici - zijn voormalige politieke vijanden.[3]
- De collectie bleek nog veel rijker dan hij wist. Er zat een ongeopende envelop tussen, verzonden vanuit Ierland in 1843. Daarin zat een brief geschreven door een landarbeider aan zijn vrouw, Mary Walsh, die gevangen zat in de gevreesde Tasmaanse vrouwenkolonie op Van Diemensland.[4]
Antoniemen
Synoniemen
- agrarisch medewerker, daggelder, dagloner, keuter, knecht, huurman, boerenknecht, boerenarbeider, egger
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord landarbeider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "landarbeider" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Rosa Oosterhoff 23-AUGUSTUS-2017
- ↑ Volkskrant Carlijne Vos 24 december 2017
- ↑ NRC Pia de Jonglandarbeider 7 maart 2017
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be