lamzalig
Uiterlijk
- lam·za·lig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | lamzalig | lamzaliger | lamzaligst |
verbogen | lamzalige | lamzaligere | lamzaligste |
partitief | lamzaligs | lamzaligers | - |
lamzalig [2]
- zonder kracht
- ellendig
- Het woord lamzalig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lamzalig" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ lamzalig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be