lamprei

Uit WikiWoordenboek
Lampreien in het aquarium van Finisterrae (Spanje) (1)
Een voedster met twee lampreien (2)


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lam·prei
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kaakloze vis’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
  • [A] Ontleend aan het Oudfranse lampreie (zelfde betekenis; in modern Frans luidt de vorm lamproie).
  • [B] Ontleend aan het Oudfranse laperel (konijn; in modern Frans luidt de vorm lapereau), met epenthese van de "m".
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord lamprei lampreien
verkleinwoord lampreitje lampreitjes

Zelfstandig naamwoord

[A] lamprei v / m

  1. (kaaklozen) benaming voor vissen uit de familie Petromyzontidae op Wikispecies
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord lamprei lampreien
verkleinwoord lampreitje lampreitjes

Zelfstandig naamwoord

[B] lamprei o

  1. (dierkunde) jong van een konijn
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen