lammeling
Uiterlijk
- lam·me·ling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lammeling | lammelingen |
verkleinwoord | lammelingetje | lammelingetjes |
de lammeling m
- (scheldwoord) waardeloos, lui en/of slecht persoon
- Edgar heeft een broer die van ons geld heeft en 2 bioscopen in Berlijn. Die heeft hij verkocht in de herfst en in plaats van ons 't geld terug te geven, heeft de lammeling een bios in Düsseldorf gekocht voor dat hele geld. [2]
- Het woord lammeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lammeling" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Scholten, J.Brieven van een landverhuizer: een film noir dame (3 december 2005) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-10-04
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ling in het Nederlands
- Invoegsel -e- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Scheldwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 74 %
- Prevalentie Vlaanderen 70 %