lamineert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·mi·neert

Werkwoord

vervoeging van
lamineren

lamineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lamineren
    • Jij lamineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lamineren
    • Hij lamineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van lamineren
    • Lamineert!