lamheid

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  lamheid    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• lam·heid

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van lam met het achtervoegsel -heid

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	lamheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lamheid v

1. een toestand waarin niets meer gebeurt; toestand waarin niemand meer iets doet

   • „Het is gewoon hartstikke saai. De volumes zijn ook niet zo gek hoog. Iedereen wacht op de Fed”, zei Stan Westerterp van JNVB Vermogensbeheer. „Het grote nieuws blijft: waar gaat de rente naar toe? Er is een soort algehele lamheid in de markt geslagen door de lage rentestand.”  
   • In dit water van het geestelijk Bethesda moeten wij genezen worden van onze geestelijke lamheid. Onze tranen, die uitwendig vloeien, zullen ons inwendig afwassen. Ze zullen langs onze wangen stromen en opklimmen als een lieflijk reukwerk voor het aangezicht van de Heere.  
   • Ik wilde aan de dichters in de hoofdstad laten zien wat ik kon, waar ik voor stond, maar vooral luidkeels tonen hoe het moest. Ik wilde de lamheid te lijf. Iedereen is maar voorzichtig, want anders breekt het lijntje. Bezieling is hier verboden.  
   • VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon en de voorzitter van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), Peter Maurer, hebben zaterdag in Genève een nooit eerder geziene oproep gedaan om concrete oplossingen uit te werken voor de verschillende actuele conflicten. ‘In het aanzien van zoveel onmenselijkheid, reageert de wereld met een schokkende lamheid’, hekelde Ban Ki-moon.  

Synoniemen

• lamlendigheid, lethargie, saaiheid, onbezieldheid, verlamming, verlamdheid, futloosheid

Vertalingen

    1.   

Engels: paralysis (en)

Gangbaarheid

• Het woord lamheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lamheid" herkend door:

95 %	van de Nederlanders;
91 %	van de Vlamingen.