lameren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Mogelijk van lameer, dat ontleend is aan het Franse la mère. Het is echter niet uitgesloten dat het zelfstandige naamwoord afgeleid is van het werkwoord
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lameren
lameerde
gelameerd
zwak -d volledig

Werkwoord

lameren

  1. (Zuidnederlands) (meestal langdurig) praten, kletsen, zijn tijd verpraten
    • Werknemers die de hele dag zitten te lameren, zijn niet erg productief. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

de lamerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lameer

Gangbaarheid