lamenteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·men·teer

Werkwoord

vervoeging van
lamenteren

lamenteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lamenteren
    • Ik lamenteer. 
  2. gebiedende wijs van lamenteren
    • Lamenteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lamenteren
    • Lamenteer je?