lachte uit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: lachte uit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- lach·te uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitlachen |
lachte uit
- enkelvoud verleden tijd van uitlachen
- Ik lachte uit.
- Jij lachte uit.
- Hij, zij, het lachte uit.
- Ik lachte uit.
Gangbaarheid
- Het woord lachte uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.