laaie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • laaie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laaie laaien
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de laaiev

  1. (verouderd) vlam
     Nu zwenkt een zon, en zaait haar gouden regen,
    Dan, reuzengroot, verheft zich aan de kimmen,
    Een kruis van licht en zie! in roode laaie
    Staan fluks geboomte en vijver, heel het landschap.
    [3]
     Daar vonkelde licht noch laaie
    In 't lage, vunzige kamerkijn;
    Slechts door 't bevrozene raamken
    Drong flauw de maneschijn.
    [4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

laaie

  1. verbogen vorm van de stellende trap van laai
     Dat is waarlijk hartstocht, liefde. Maar ducht niet dat deze geweldige gloed in laaie vlammen uitbreke en rondom zich sla; (…)[5]

Werkwoord

vervoeging van
laaien

laaie

  1. aanvoegende wijs van laaien

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
35 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. laai (vlam) op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 4 augustus 2021 Weblink bron “Beelden en stemmen. : XVII. Vuurwerk.” (1887), P.N. van Kampen en Zoon, Amsterdam / Ad. Hoste, Gent, p. 107
  4. Bronlink geraadpleegd op 4 augustus 2021 Weblink bron “Gedichten. : Sint Niklaas” (1876), Wed. J. C. van Kesteren & Zoon, Amsterdam, p. 196
  5. Bronlink geraadpleegd op 4 augustus 2021 Weblink bron
    H.J.A.M. Schaepman
    “Menschen en boeken: verspreide opstellen. Deel 1. : Mr. I. da Costa.” (1893), Wed. J.R. van Rossum, Utrecht, p. 16
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be