laaf

Uit WikiWoordenboek
Laven in Fez, Marokko

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • laaf
enkelvoud meervoud
naamwoord laaf laven
verkleinwoord laafje laafjes

Zelfstandig naamwoord

laaf v/m

  1. (leerbewerking) een vaak gedeeltelijk ingegraven kuip voor het looien van leer
    • Een laaf was traditioneel van eikenhout. 

Werkwoord

vervoeging van
laven

laaf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van laven
    • Ik laaf. 
  2. gebiedende wijs van laven
    • Laaf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van laven
    • Laaf je? 

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • laaf

Werkwoord

laaf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van laafe
Opmerkingen


Wolof

Zelfstandig naamwoord

laaf

  1. vleugel