kyrkje
Uiterlijk
- kyrk·je
- Werkwoord: Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord kyrkja.
- Zelfstandig naaamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord kirkja.
kyrkje
- overgankelijk vernauwen (aan de keel door een kraag), de lucht nemen
- overgankelijk insnoeren, klemmen, knellen (door kleding of een riem)
- overgankelijk slikken met moeite
- [1]: kjøve
- [1]: kverke
- [2]: klemme
- [2]: knipe
- [2]: snøre saman
- [3]: svelgje med møde
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kyrkje | kyrkja | kyrkjer | kyrkjene |
kyrkje, v
- [1]: gudshus
|
Categorieën:
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 6
- Woorden in het Nynorsk met audioweergave
- Woorden in het Nynorsk met IPA-weergave
- Nynorske woorden naar herkomst uit het Oudnoords
- Werkwoord in het Nynorsk
- Overgankelijk werkwoord in het Nynorsk
- Zelfstandig naamwoord in het Nynorsk
- Religie in het Nynorsk
- Bouwkunde in het Nynorsk