kwinkeleer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kwinkeleer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kwin·ke·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kwinkeleren |
kwinkeleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwinkeleren
- Ik kwinkeleer.
- gebiedende wijs van kwinkeleren
- Kwinkeleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwinkeleren
- Kwinkeleer je?