kwant
Uiterlijk
- kwant
- Etymologie onduidelijk; mogelijk van het Mnl. quant, "sluw" en dan verder te herleiden tot het Latijnse cognitum (zie ook het Engelse quaint en het Oudfranse coint). Een andere mogelijkheid is een ontlening van het Latijnse quantus "belangrijk". [1]
- In de betekenis van ‘vent’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1555 [2]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | kwant | kwanten |
| verkleinwoord | kwantje | kwantjes |
de kwant m
- (informeel) merkwaardig iemand, meestal van het mannelijk geslacht
- Wat een rare kwant is hij toch!
- Het woord kwant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kwant" herkend door:
| 54 % | van de Nederlanders; |
| 35 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ kwant op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "kwant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 54 %
- Prevalentie Vlaanderen 35 %