kuurgast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kuur·gast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kuurgast kuurgasten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kuurgastm

  1. iemand die verblijft in een kuuroord
     Maar ook nu kreeg hij binnen de kortste keren een grondige hekel aan het lawaaiige badplaatsje en ergerde hij zich mateloos aan de oppervlakkigheid van de kuurgasten, het hotelpersoneel en de kwijnende aristocratische dweepsters die hem hun manuscripten kwamen aanbieden.[1]
     De receptie van het kuurhotel Dom Zdrojowy ligt in een monumentale, ovalen hal met zuilen en kristalluchters, waar mensen rondlopen met krukken. Het eten dat de honderd kuurgasten hier voorgeschoteld krijgen, contrasteert met de statige inrichting: grauwe koolsoep uit aluminium schalen, een grijze gehaktbal, glazige aardappelen met dille, laffe wortelsalade en warm, waterig kersensap. Als toetje is er wittige griesmeelpudding.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact op Wikipedia, ISBN 9789045024875
  2. Bronlink geraadpleegd op 19 april 2022 Weblink bron
    Lex Veldhoen
    “Barok, bier en bloedsoep in het Poolse Wroclaw” (09/06/2012), De Standaard