kuisheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kuis·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van kuis (stam van het werkwoord kuisen) met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord kuisheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kuisheidv

  1. reinheid, zindelijkheid, helderheid
  2. (figuurlijk) (seksualiteit) iemand die in seksueel opzicht kuis leeft, die geen zinnelijkheid en verzoeking kent, afkeer heeft van ongeoorloofde wellust; in ernstige gevallen ook maagdelijkheid
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. www.parool.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be