kruislings

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kruis·lings
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen kruislings
verbogen kruislingse
partitief kruislings

Bijvoeglijk naamwoord

kruislings

  1. twee lijnen die elkaar kruisen in de vorm van een kruis
     Luchtvaartjournalist Klaas-Jan van Woerkom heeft het wel eens gezien. Incidenten en bijna-incidenten met kruisend vliegverkeer op Schiphol. "Zeker op drukke tijden en bij bepaalde windrichtingen. Dan zie je gewoon dat de luchtverkeersleiding echt duidelijke instructies moet geven. Een toestel dat wil starten moet dan wachten, omdat er nog een ander toestel kruislings voor hem langs wil landen. Nou, en dan hoop je natuurlijk wel dat de piloot netjes luistert naar de instructies van de luchtverkeersleiders."[1]
  2. over en weer bij elkaar
     De beste vier in elke poule gaan door naar de kwartfinales en treffen kruislings de topvier van de andere poule. Winnen in de kwartfinale is cruciaal voor Nederland, want alle halve finalisten op het OKT plaatsen zich voor de Spelen in Rio de Janeiro.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 12 maart 2024 Weblink bron “'Meer vluchten op Schiphol? Dat kan alleen in de daluren'” (6 april 2017), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 12 maart 2024 Weblink bron “Wat zijn de kansen van de waterpolosters op Rio?” (24 maart 2016), NOS