kroont

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kroont

Werkwoord

vervoeging van
kronen

kroont

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kronen
    • Jij kroont. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kronen
    • Hij kroont. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kronen
    • Kroont!