kroket
Uiterlijk
- kro·ket
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rol gehakt vlees’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1863 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kroket | kroketten |
verkleinwoord | kroketje | kroketjes |
- (voeding) een rol ragout die gepaneerd en gefrituurd wordt
- Hij at iedere dag met de lunch een kroket.
- aardappelkroket, abrikozenkroket, appelkroket, bamikroket, garnaalkroket, garnalenkroket, graankroket, kaaskroket, kipkroket, rijstkroket, viskroket, vleeskroket, zalmkroket, zwezerikkroket
1. een rol ragout die gepaneerd en gefrituurd wordt
- Het woord kroket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kroket" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kroket" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be