krieuwel
Uiterlijk
- krieu·wel
vervoeging van |
---|
krieuwelen |
krieuwel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krieuwelen
- Ik krieuwel.
- gebiedende wijs van krieuwelen
- Krieuwel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krieuwelen
- Krieuwel je?
- Het woord krieuwel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krieuwel" herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be