krediet
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kre·diet
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vertrouwen in betalingsmogelijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1549 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krediet | kredieten |
verkleinwoord | kredietje | kredietjes |
Zelfstandig naamwoord
krediet o
- (financieel) een lening van geld
- Ik heb zojuist een krediet aangevraagd om de nieuwe auto te kunnen betalen.
- (figuurlijk) vertrouwen
- krediet verspelen betekent ongeveer hetzelfde als "vertrouwen verspelen"
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord krediet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "krediet" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "krediet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ krediet op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be