krauwen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- krau·wen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘(zacht) krabben’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1180 [1]
- afgeleid van krauw met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
krauwen |
krauwde |
gekrauwd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
krauwen [3]
- overgankelijk zacht krabben
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
de krauwen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord krauw
Gangbaarheid
- Het woord krauwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krauwen" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "krauwen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ krauwen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 52 %
- Prevalentie Vlaanderen 41 %